Door de invoering van de WWZ (Wet Werk en Zekerheid) heeft de beëindigingsovereenkomst fors aan populariteit gewonnen als het gaat om te komen tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De reden hiervoor is dat veel werkgevers nul op het rekest krijgen als zij voor beëindiging zich wenden tot het UWV of de kantonrechter. Bij gebruikmaking van de beëindigingsovereenkomst is de datum van ingang van groot belang. Dat is namelijk de datum waarop de bedenktijd van de medewerker ingaat, zijnde twee weken als hij/zij daarover is geïnformeerd en drie weken als dat niet het geval is. Gedurende deze bedenktijd kan de medewerker zijn eerder gegeven akkoord zonder opgaaf van reden intrekken.
In een eerdere uitspraak heeft de kantonrechter bepaald dat de datum van ingang gelijk is aan de datum van ondertekening van de overeenkomst. Dit kan dus duidelijk later zijn dan het moment waarop overeenstemming is bereikt. In een latere uitspraak is dit herroepen en geldt als datum van ingang van de bedenktijd het moment waarop overeenstemming is bereikt. Dus als een medewerker een zaakwaarnemer heeft ingeschakeld en die komt tot overeenstemming met de werkgever, dan is dat het moment van ingang en dus niet het moment waarop de overeenkomst formeel wordt ondertekend door de medewerker.